Ontvang onze nieuwsbrief:

10 jaar Booosting - Ed van Hinte

'Het werkt' uit de expositie 10 jaar Booosting Produktontwikkeling
'Het past' uit de expositie 10 jaar Booosting Produktontwikkeling 'Het oogt' uit de expositie 10 jaar Booosting Produktontwikkeling 'Het werkt' uit de expositie 10 jaar Booosting Produktontwikkeling

22 oktober 1998: WERKT, PAST, OOGT? Ed van Hinte over 10 jaar Booosting


WERKT, PAST, OOGT?


Wie weet nog waar AVRO of VPRO voor staat? Booosting leeft nu lang genoeg om de oorspronkelijke betekenis van de aanduiding in mist te laten oplossen. Met uitleggen kom je niet meer veel verder. Het is een goed klinkende naam geworden voor een organisatie die zich interesseert voor handiger, mooier en beter bouwen.


Booosting is sinds haar ontstaan flink veranderd. Tien jaar geleden was ik betrokken bij de manifestatie ter gelegenheid van de oprichting. Het was toen een kleine warme stichting, onder de vleugels van 'industrieel ontwerpen Nederland', met duidelijke idealen die alleen nog wat aanscherping leken nodig te hebben. De antwoorden lagen stuk voor stuk klaar in de achterhoofden van de oprichters, te wachten op verwezenlijking in de praktijk.
Wie nu de sfeer proeft zal ontdekken dat de gemeenschappelijke idealen hebben plaatsgemaakt voor individuele naast pragmatisme en een vleugje opportunisme. Een stichting is per definitie een pot geld met een doel. Booosting heeft nu meer het karakter van een vereniging gekregen. Het ging er oorspronkelijk om creatieve activiteiten op het grensvlak van industrie en bouwwereld te stimuleren. Dat is nu afgezwakt tot gelegenheid geven contacten te leggen en initiatieven te ontplooien. Bezwaarlijk is het onderhouden van een netwerk absoluut niet, maar er is meer zaad op de akker nodig. 


Booosting is beslist een goede voedingsbodem voor initiatieven. Aangeslotenen komen uit alle geledingen van de bouwwereld en wisselen kennis uit. Er zijn nu, zoals Jouke Post constateert in zijn stuk, zelfs speciale opleidingen voor het ontwikkelen van bouwproducten ontstaan. En naar verluidt is het nu al traditie aan het worden dat Booosting-voorzitters na hun terugtreden hoogleraar worden. Booosting's verandering hangt samen met de omslag in de tijdgeest. Volgens sommigen zijn de Grote Ideologieën verdwenen. In het klein zou je dat ook bij Booosting kunnen constateren. Jan Westra vertelde mij dat Cepezed in een recent bouwproject houten gevels heeft toegepast. In 1988 zou dat stomweg ondenkbaar zijn geweest. Het bureau was, net als ikzelf, onderhevig aan het achteraf op niets anders dan overlevering gebaseerde idee dat de toekomst aan metaal zou zijn.


Tegelijk vraag ik me daarom af of je als mens wel altijd in de gaten hebt door welke grote heersende stroming je wordt meegevoerd. Iemand die in een religieuze cultuur is opgegroeid kan zich met geen mogelijkheid voorstellen dat er mensen bestaan die niet in een god geloven. Op dezelfde manier lijdt het vertrouwen in de vooruitgang, met de uitingen daarvan in gebouwen, onder een gebrek aan inzicht 'van buitenaf'. Er zit te veel zoete koek in de trommel en er worden te weinig domme vragen gesteld.


De tentoonstelling over 10 jaar Booosting geeft een bescheiden aanzet tot het aan de orde stellen van zulke kwesties. De drie meest geslaagde productideeën uit de tijd van de oprichting zijn de aanleiding geweest, samen met de zeven ontwerpen die voor goed in de la zijn verdwenen of een kwijnend bestaan lijden in de hoop op betere toekomst. In leerzaamheid doen ze niet voor elkaar onder. Systematische onderverdelingen stranden altijd op de weerbarstige werkelijkheid. Er zijn geen scherpe grenzen tussen onderzoeken, ontwikkelen en ontwerpen en alles daar omheen. Het zijn drie handen op één buik.


Datzelfde geldt voor de opzet van de tentoonstelling. Voor de driedeling is de beschikbare ruimte de aanleiding. Ik heb haar gebaseerd op functionaliteit (Het WERKT), systematiek (Het PAST) en esthetiek (Het OOGT), eigenschappen die ik als de belangrijkste heb opgevat van de drie oer-Booostingproducten. Met wat goede wil en een mespuntje zout kun je zeggen dat ze de inbreng van de betrokken partijen vertegenwoordigen. Ontwerpers denken dat ze alles slimmer moeten maken; toeleveranciers denken dat ze alles af moeten maken; architecten denken dat ze alles mooi moeten maken. Zo simpel is het bij lange na niet, maar ik zei het al: zuivere systematische indelingen bestaan alleen in theorie.
De 10 concepten van toen demonstreren achteraf in het licht van hun carriere wat globaal de voorwaarden zijn voor succes. Dat is interessant, omdat nieuwe productideeën zich eraan laten spiegelen. De condities vormen met elkaar natuurlijk geen gehard stalen meetlat, maar wel een peilstok: je ziet het als er te weinig olie is om de boel soepel te laten lopen. Om te beginnen komt een idee bij één of meer iemanden vandaan: er mist een ding, of iets ziet er niet goed uit, of het past niet. Daar moet een oplossing voor komen. In dat geval is de vraag wie er nog meer met dat tekort zitten. Als dat er niet genoeg zijn is de kans groot dat er sprake is van een typische uitvinding, zoals schoenen om op water te lopen of - om een beetje in de Booosting-sfeer te blijven - een raam met poten. Als je het openklapt heb je een glazen tafel. Zomer en winter eten in de buitenlucht. Vorig jaar was dat een afstudeerproject een student van The Design Academy in Eindhoven. De tweede observatie komt hier direct uit voort. Een nieuw ontwerp komt ergens terecht en daar moet het passen. Dat bedoel ik in de breedst mogelijke zin: letterlijk, maar ook economisch. Als de prijs niet goed ligt werkt het niet. Als het nieuwe niet in zoveel mogelijk opzichten beter is dan zijn voorgangers, lukt het ook niet. En wanneer de oplossing niet strookt met de richting waarin vergelijkbare ontwikkelingen verlopen -desnoods de waan van de dag-, dan is de kans dat hij het haalt heel klein. Een product komt altijd bij een ander terecht en dan moet er een vonk overspringen, al is het maar een kleintje. En het moet gewoon werken, zoals het bedoeld is. Dat kan zich afspelen in het hele spectrum van de theoretische stellingname - of het statement, zoals architecten dat graag noemen - tot een lek dichten.

Functie
Neem nou de media-eenheid, ontstaan uit ergernis van architect Victor Mani en ontwerper Marcel Vroom. Zo'n product illustreert heel duidelijk dat functie een complex begrip is. Want deze meterkast van de toekomst kan veel meer dan die van nu, zoals babyfoon spelen en met een telefoonsignaal vanuit de file de verwarming vast aanzetten. Maar daarnaast verbetert hij de functionaliteit van het bouwproces - even inpluggen - en van de exploitatie, want er hoeft niemand meer langs te komen om de stand op te nemen. Een dergelijk procesmatig voordeel heeft het Dubokantoor, voor en door XX architecten. Het gebouw zit zo in elkaar dat het na gebruik weer uit elkaar kan, met minimaal verlies van toegevoegde waarde. De media-eenheid, terecht bekroond, is uniek omdat hij fors op de huidige praktijk vooruitloopt, zonder dat technologische haalbaarheid over het hoofd is gezien. Hij is als een comfortabel eiland, zichtbaar aan de horizon. Je weet dat je er naartoe kunt, al is het ver. Het aardige is dat Vroom ook inderdaad onderweg is. Er loopt nu een proef met nieuwe industrieel gemaakte meterkasten. Ze halen nog niet de graad van verfijning die het oorspronkelijke ontwerp was toegedacht, maar zijn wel een slag beter dan de huidige. Verbetering van functie is een fantastische motor voor vernieuwing. 
Toepassing van een nieuw materiaal kan dat ook zijn. De Flexitent, een enorme parasol, bijvoorbeeld voor het beschutten van terrassen of tuinfeesten, zou baleinen krijgen van vezelversterkte kunststof. Sinds het ontstaan van dit idee is een fiks aantal reuzenparasols en partytenten op de markt verschenen, voor een krats bij Blokker. Dat het oorspronkelijke ontwerp niet verder gekomen is, ligt vooral aan de te geringe toegevoegde waarde die composiet nu en bij deze toepassing kan leveren. Dat hoeft niet zo te blijven. De zwakte van dit type materialen is dat ze fabricagetechnisch nog een achterstand hebben. Menig ontwerper vergeet dat functie afhangt van het materiaal, en de vorm, en het proces waaruit de vorm voortkomt. Vezelversterkte kunststof is licht, stijf en erg sterk - materiaal - en je kunt er baleinen van maken - vorm -, maar het proces is te arbeidsintensief. Vergeleken met bijvoorbeeld bamboe is composiet, tenminste voor zo'n parasol, nergens. Dat maakt het idee niet zinloos. Elk probeersel helpt om de eigenschappen van materialen onder de knie te krijgen.

Integratie
Kunststof die je kunt spuitgieten of extruderen is zowat het andere uiterste, mits het aantal of de hoeveelheid groot is. Overigens neemt de flexibiliteit voordtdurend toe. Series mogen steeds kleiner zijn om hun geld op te kunnen brengen. Vooral spuitgieten schept de mogelijkheid om steeds meer functies in een enkel onderdeel onder te brengen. Zelfs onderling bewegende delen komen in een keer uit de mal. Het Playmobil poppetje en een ventilatierooster voor in een autodashboard behoorden tot de eerste producten waarmee dat kon. Samensmelting van functies en onderdelen is misschien zelfs wel te interpreteren als de grote drijvende kracht achter productinnovatie. Mede dankzij micro-elektronica wordt alles wat de industrie produceert steeds gladder, monolithischer en embryonaler. Tegelijk wordt uiterlijke varieteit oppervlakkiger. Binnen afzienbare tijd kan iedereen zich een eigen portret of een ander plaatje in metallic blauw op de voordeur veroorloven. Integratie, comprimering van het productieproces is economisch heel interessant. Tegelijk heeft het verschijnsel stilzwijgend een esthetische traditie voortgebracht. Gladder en ronder heet in de folders 'design' of 'een betere esthetiek'. Vanuit het oogpunt van integratie heeft de media-eenheid de wind in de rug. Er zijn dan ook producten verschenen met een vergelijkbaar karakter. Bruynzeel en HOLEC hebben TIARA ontwikkeld, een aansluitelement waarin de elektrische aansluitingen van een keuken samenkomen. Verder doet een energiebedrijf een proef met warmte-krachtkoppeling voor afzonderlijke woningen: de CV-ketel wekt in één moeite door stroom op.

Traditie
Breken met een traditie kan inspireren. Onlangs zag ik het ontwerp van een deurkruk met Braille tekens erop om blinden en slechtzienden kenbaar te maken wat er achter de deur zit. Het is een simpele combinatie van functies die volkomen breekt met de bordjes. Waarom zou voelen van betekenis niet voor zienden kunnen werken? De traditie van behoud remt de traditie van vernieuwing af. Sommige producten moeten heel veel hindernissen nemen om het te halen. Hoeveel dat er zijn, hangt af van de mate waarin een nieuw idee ingrijpt in bestaande structuren, of ideeën. De verplaatsbare markieswoning van Böhtlingk is een mooi voorbeeld, omdat hij tegelijk traditioneel en wezensvreemd is. Dat wil zeggen: de markies en de vouwagen zijn overbekend, maar de combinatie ligt moeilijk. Het heeft 12 jaar geduurd voor een producent er echt iets in zag. Een duidelijk bedrijfseconomische reden kan de basis zijn voor het asthouden aan een bepaalde technologie: investeringen moeten worden terugverdiend. Minstens even vaak komt het voor dat het gewoon moeilijk is een gewoonte te doorbreken: 'We hebben het altijd zo gedaan.' Daarnaast roept betere functionaliteit vaak weerstand op, doordat zij mensenwerk overbodig maakt. Bij de media-eenheid is dat de meteropnemer. De laatste jaren begint het besef door te dringen dat arbeid niet alleen het vervullen van een nuttige taak is. Jan Brouwer zegt hierover: 'Toen we met Booosting begonnen had ik echt volledige automatisering van het bouwproces in gedachten. Daar ben ik van teruggekomen. Toch vind ik wel dat het niveau van aggregatie veel hoger kan.' Werk brengt mensen met elkaar in contact en kan bevrediging geven. Zo kijkt Jan Westra ook tegen de bouwwereld aan: 'Net als een vrouw: tegelijk onbegrijpelijk en charmant. Bouwers weten op alle problemen in te spelen met gezaag en gruis om zich heen. De oorspronkelijke doelstelling van 'anti-gruis' is naar de achtergrond gedrongen. Ons soort mensen voelt zich daarin thuis.' Zo'n overweging zou wel eens een grens kunnen stellen aan de technologische ontwikkeling, die in het geniep op algemene werkloosheid af lijkt te stevenen.

Filosofie
Ontwerpers van elk pluimage hebben sterk de neiging om buiten de gebruikers van hun bedenksels om via het ontwerp daarvan op elkaar te reageren. Zo'n polemiek in beton of plastic, of weloverwogen bedrukt papier kan heel interessant zijn en tot waardevolle verbeteringen leiden. Persoonlijk ben ik een groot liefhebber van ontwerpwerk dat binnengeslopen vanzelfsprekendheden onderuit haalt. Het wordt minder acceptabel als de ontworpen uitspraak de oorspronkelijke bedoeling in de weg zit. Architecten en ook ontwerpers van bouwproducten hebben in mijn ogen minder speelruimte dan vormgevers van gebruiksproducten. Aan wat zij maken valt minder makkelijk te ontkomen. Een onvindbare deur in een openbaar gebouw is veel vervelender dan een rotstoel in een meubelzaak. De deur ergert de stoel laat je gewoon staan. Een boeiend thema in het industrieel bouwen is de haat-liefde verhouding tussen flexibiliteit en systematiek. Het ontwerp, van Bas Pruyser van Ahrend en Cepezed, voor een vloersysteem compleet met werktafels, kabels en leidingen voor water en perslucht uit de begintijd van Booosting, moest geschikt zijn om een compleet kantoor te kunnen leveren. Alleen het zitmeubilair bleef erbuiten. Het idee leeft nog steeds en van de vloer is een prototype in aanleg. De vraag die zo'n veelomvattend systeem bij mij oproept is: klopt het wel met de toenemende cultuur van versnippering, briccolage: een wasmand van de Bijenkorf, een gieter van Xenos en ondergoed van de HEMA.
Systeemkantoren geven de indruk van starheid. Tegelijk leeft binnen Booosting het geloof in veranderbaarheid, ook op basis van systematische oplossingen. Net als het kantoor roept de verplaatsbare natte cel van Archipel ontwerpers de vraag op welk niveau van veranderbaarheid zin heeft. Er zijn natuurlijk mensen die elke drie jaar een nieuwe keuken laten aanleggen en vijf dagen in de week buitenshuis eten. Er zijn er ook die zich altijd en overal thuisvoelen. Is er voldoende reden om zoveel moeite te steken in verplaatsbaarheid van een op zichzelf star element?

Markt
Als de plank met Hamka's niet meer snel genoeg leeg wordt gegrist, is dat voldoende rechtvaardiging om een 'nieuw - lees een 'ander'- zoutje uit de grond te stampen. Dat is één marktmechanisme. De constatering dat mensen meer tijd in hun slaapkamer doorbrengen leidt niet automatisch tot het idee van een verstelbaar bed. Maar zodra het er is slaat het aan. Dat is een ander, veel interessanter marktmechanisme. Er komt iets wat niet eerder bestond. Of het echt kopers zal vinden is moeilijk in te schatten. Er is iets nodig wat je zou kunnen omschrijven als 'kritische impact.' De Engelse meesterabsurdist Alexej Sayle beschreef de opkomst van explosieven: 'De Chinezen vonden het buskruit uit. Ze maakten er alleen mooie vuurpijlen mee. Veel later bedacht Oppenheimer de atoombom. Hij verwachtte oorspronkelijk dat ie alleen gebruikt zou worden om vetvlekken uit trouwjurken te verwijderen. Dat is nou marketing.' Het is heel moeilijk te voorspellen wat een nieuw product 'gaat doen'. Het is heel gewoon dat het aanslaat bij een onverwachte doelgroep. Het idee van volledig geprefabriceerd bouwen komt bij woningen niet zo op gang. Wel blijkt het uitstekend te stroken met de ketenopzet van massaconcerns. Formule I Hotels in Frankrijk hebben allemaal dezelfde geprefabriceerde kamers, douches en wc's. Drive-in snackbars van MacDonald zijn ook standaard. Het universele systeemconcept, dat voortkomt uit het verlangen naar flexibiliteit, blijkt lekker te aarden in een cultuur van starheid. Er zijn aan de andere kant ook heel veel bouwsystemen die speciaal zijn ontwikkeld voor één gebouw. Dat kan ook, want de aantallen lopen snel op.

Desintegratie
Definitie van Hugo Brandt Corstius: Een econoom is iemand die het niet eens is met andere economen. Dat fenomeen kom je in de bouw ook tegen. Elk bouwproduct is erg met zichzelf ingenomen en kan zich tegelijkertijd moeilijk vinden in de opvattingen die achter andere bouwproducten schuilgaan. Het is buitengewoon fascinerend dat de industrie het ontwikkelen, produceren en begeleiden van haar producten 'in het veld' steeds verder perfectioneert, terwijl de plek waar verschillende fabrikaten samenkomen, het gebouw, steeds minder coherent wordt. Het ideaal van Buckminster Fuller, een woontoren van tien verdiepingen die compleet met inrichting naar zijn locatie gevlogen wordt, raakt steeds verder uit zicht. Want het gebouw bestaat uit een groot aantal doorwrochte producten, die de aannemer op de bouwplaats met schuim, cement en lasnaden aan elkaar improviseert.
Waar de industrie op weg is naar integratie lijkt het bouwen zich in tegenovergestelde richting te ontwikkelen. Er komen steeds meer gespecialiseerde toeleveranciers met stuk voor stuk een eigen territorium. Het lijken wel medisch specialisten. De ene neuroloog schrijft de patiënt een middel tegen migraine voor dat klachten veroorzaakt die weer binnen de competentie van de andere internist vallen. Het gevolg is dat de architect geen huisarts meer is. Hij schrijft al te gemakkelijk verwijskaarten uit en overziet het geheel niet. Het lijkt me een belangrijk en moeilijk terrein voor Booosting. Door de opdeling van gebouwen in - laat ik de beeldspraak aanhouden - verschillende organen, worden kansen tot verbetering gemist. In plaats van bijvoorbeeld airconditioning te bestellen, of verlichtingsarmaturen, kan het de moeite waard zijn naar heel andere slimmere oplossingen te zoeken.

Transparantie
Net als typografen en autostylisten zijn architecten sterk visueel ingesteld. Moeizamer dan hun mede-ontwerpers worstelen ze met dogma's en vooringenomenheden uit het ideologisch verleden. De oorspronkelijke idealen van Booosting zijn die van de tijd van de verering van de machine, die daardoor de kans kreeg dictator van vormgevers te worden. Een van de aardigste aspecten van Structural Glazing van Octatube, waarvoor Mick Eekhout onlangs de Kho Liang Ie Prijs kreeg, is dat de ontwerper er allengs beter in slaagt de techniek aan zijn wil te onderwerpen om transparante constructies te maken die de van vroeger geërfde idealen van ruimtelijke beleving helpen benaderen. Eekhout heeft ruimschoots aangetoond dat glas meer is dan alleen maar doorzichtig. Toch is alleen al de eigenschap transparantie heel interessant. Jaap Koning vertelde hoe een Duitser hem uitlegde dat kleinere afmetingen een raam beter zichtbaar maken. Het valt dan meer op en krijgt karakter. Daar valt ook iets voor te zeggen. In dit verband is de houten vliesgevel van TGM interessant, ook omdat hij de ideologische heerschappij van metaal doorbreekt.
Transparantie is vooral een leuke eigenschap als variatie van lichtdoorlatendheid in zicht komt. Tien jaar geleden bedacht Jan Westra twee methoden om daarmee te spelen. De eerste werkte met twee in elkaar passende getextureerde brekingsoppervlakken die elkaars verstrooiing konden compenseren. De tweede deed het met polariserende filters. Ongeveer in dezelfde tijd werkte SAINT-ROCH aan Priva-lite, glas met een laag vloeibaar cristal dat met een druk op de knop door een elektrisch spanningsverschil van transparant ondoorzichtig kan worden en vice versa. Dat materiaal is nu op de markt. Het is wellicht minder speels dan de ideeën van Westra. Het
voordeel ervan is wel, dat het beter klopt met de wens naar onthechting van de voelbaarheid en de begrijpelijkheid van techniek die elektronica zo goed kan vervullen. Zoals mechanieken fascineren door hun helderheid, zo boeit stroom juist doordat de werking ervan zich aan het oog onttrekt. De eerste IBM computer had een hele ris knipperlichtjes die als enige functie hadden dat je kon zien dat er iets gebeurde. Vooralsnog lijkt het erop dat geheimzinnigheid prevaleert.

Technologie
Dat geeft computers ook extra cachet. In 1988 werd de betekenis ervan nog nauwelijks onderkend, al was het gebrek aan byte-besef van toen allang niet meer zo verbazend als dat van de rekenexpert die eind jaren vijftig meende dat er wel nooit meer dan drie computers op de hele wereld nodig zouden zijn. Inmiddels is het beeldscherm ingeburgerd. De chips erachter zijn onmisbaar geworden voor nuchtere bezigheden als het doorrekenen van constructies, tekenen, wijzigingen aanbrengen en analyseren van gebouwfuncties. Voor deze laatstgenoemde taak heeft de Rijksgebouwendienst een uitgebreid softwaremodel ontwikkeld. Virtual Reality heeft stevig toegeslagen in het aanbieden van mogelijkheden om ruimtelijke beleving van nog niet bestaande gebouwen te toetsen. Daar komt bij dat de computer bijna even geduldig is als papier. Hij kan vormen uitrekenen die de menselijke geest eenvoudig niet kan bevatten. In die kwaliteit lokt hij architectonische experimenten uit. De voorbije dwingelandij van de machine, die geacht werd uitsluitend in staat te zijn tot het produceren van eenvoudige geometrische vormen, heeft plaatsgemaakt voor het tegenovergestelde. De vrijheden om vormen te creëren zijn nu zo overvloedig, dat het ontwerpers moeite kost om de eigen creativiteit te beteugelen. Er zijn onbevangen experimenten met computers gedaan, zoals het Waterpaviljoen op Neeltje Jans. Het lijkt meer een kwestie van wennen dan van zo nodig moeten. Desktop publishing deed grafische vormgeving korte tijd ontaarden in een storm van letterkabaal en die is al jaren geleden gaan liggen. Het lijkt er dan ook niet op dat de computer een even hevige invloed op vormgeving zal hebben als de productiemachine rond het begin van deze eeuw heeft gehad.

Industrieel
Toen ik industrieel ontwerpen studeerde in 1973 maakte ik voor een eerstejaars opdracht een apparaat met een functie te onzinnig voor woorden. Doet er niet toe. Waar het om gaat is dat de docent mijn ding er niet
'industrieel' genoeg vond uitzien. Ik begreep precies wat hij bedoelde. Toch was ik verbouwereerd, omdat ik de diepere zin van een industriële uitstraling niet kon invoelen. Nog steeds niet. Dat is geen kwestie van walging of weerzin - in tegendeel, ik houd ervan. Eerder is het zo dat ik niet snap dat het instrumentarium waarmee fabrieken dingen maken, eisen stellen aan vormgeving. Het omgekeerde lijkt me logischer: mensen - ontwerpers, gebruikers, liefhebbers - stellen eisen aan de industrie. Zo blijkt het ook te werken. Beperkingen vallen geleidelijk weg. Dat leidt nu al een tijdje tot overdadige vormwil. Design is een stijl geworden, met - ik noemde het al eerder - gladde ronde gebogen vormen als kenmerk. Het kon niet anders of het moest tot scepsis leiden. Sommige jonge industrieel vormgevers hielden op met vormgeven en probeerden de essentie van functie en materiaalgebruik te herontdekken. Ze schroomden niet om kant-en-klare bestaande producten een andere functie te geven. In dit verband is het nieuw gaffelanker van Willems Anker interessant, omdat het oude vanuit het oogpunt van vormgeving 'actueler' is.
Booosting heeft in het decennium van haar bestaan ondervonden dat het niet zo eenvoudig is esthetische wetmatigheden in bouwproducten te determineren. Daarvoor is geleidelijk een cultuur van nieuwtjes uitwisselen in de plaats gekomen. Dat is een sterk uitgangspunt om meer greep op het bouwproces te krijgen. Elk gebouw stelt zijn eigen eisen.

Ed van Hinte

Auteur

 

Deze visie is verschenen in de reader die is uitgegeven t.g.v. 10 jaar Booosting. De reader is voor €10 verzend-en administratiekosten te bestellen bij het secretariaat.

 

Lustrumprogramma 10 jaar Booosting

Naam:
Email:
Titel:
Commentaar:
Capcha:
Booosting platform voor koplopers in bouwinnovatie | T 06-2211 4701 | E info@booosting.nl | W www.booosting.nl